DEI Themes - Smart Cities< Thema’s

Smart Cities

De smart city ontwikkeling is volop gaande en wordt gedreven door technische mogelijkheden. Daar komt een kentering in. Steeds duidelijker wordt het dat de toepassing vooral stoelt op een goede samenwerking tussen de betrokkenen. De stem van de burger, de rol van de lokale overheid, de risicoverdeling van de innovatieve aanpak en de noodzakelijke langdurige samenwerking waarbij iedereen profiteert vragen om een andere aanpak. Die noodzaak ligt ook in de grote maatschappelijke opgaven zoals de energietransitie, duurzaamheid en enorme bouwopgave. Binnen het thema Smart Cities gaan we aan de slag met vraagstukken als de integrale gebiedsontwikkeling en cyber weerbaarheid.

Van LAB naar LAS;  start van de Landelijke Aanpak Bouwstofwijzer

Donderdagochtend (15/4/2022) was de start van het “Landelijke Aanpak Bouwstofwijzer” (LAB). Deze aftrap in de vorm van een rondetafel vond plaats op Nyenrode Business Universiteit.  Vanuit verschillende disciplines en vanuit zowel overheid als bedrijfsleven waren belanghebbenden aanwezig. Na een constructief overleg met het invullen van een ecosysteem canvas, was consensus over het toewerken naar een gedragen Landelijk Afspraken Stelsel (LAS) voor gelijk speelveld in de publieke en private markt. Een verslag van deze ochtend.

Lees meer...

Henk Kievit, professor Entrepreneurship en Ecosystems, opende de ochtend en ging in op zijn ervaring in het regionale ecosysteem Food Valley, waar hij aan verbonden is. Hij werkt daar aan de uitdaging rond het stikstofprobleem in een quadruple helix[1]. Henk gaf aan dat het een uitdaging is om alle belangen op één lijn te krijgen en te vormen tot een werkbaar gedeeld belang. Ook gaf hij aan het hebben van een gedeeld belang een succesfactor is voor succesvolle samenwerking.

Na Kievit vervolgde Bart Broekhoven, dagvoorzitter en verbonden aan Connected Worlds en het Digital Ecosystems Institute, de opening van de dag. Bart legde kort de voorgeschiedenis van de Landelijke Aanpak Bouwstofwijzer uit; het project Bouwstofwijzer (2020-2021). Meten is weten, maar hoe doe je dat? Bart gaf aan dat er een  voortraject is geweest met de gemeentes Utrecht en Dordrecht, waar fijnstof in de omgeving van bouwprojecten met behulp van professionele meetunits enerzijds, en meetunits o.b.v. burgerparticipatie anderzijds, gemeten werd. De professionele meetunits werden in de publieke ruimte opgesteld. Andere, zelfbouw units werden met medewerking van de omwonenden opgehangen in de achtertuinen. Er kon real-time luchtkwaliteit gemeten worden, waarbij veel is geleerd. Het gaat er bijvoorbeeld om dat de meetinstrumenten op  een juiste manier en locatie  geplaatst worden, rekening houdend met variabelen zoals wind, reeds aanwezige ‘achtergrond’ fijnstof en het uiteindelijk toepassen van verschillende algoritmes.
Met de uitkomsten van dit project is geconstateerd dat verhoogde concentraties  fijnstof gemeten kan worden tijdens sloop- en bouwwerkzaamheden en dat deze inderdaad terug te traceren zijn tot de bouwplaats. Aangezien wetgeving (Bouwbesluit en Omgevingswet) feitelijk weinig tot geen ruimte biedt voor stofhinder buiten de bouwplaats, is besloten om de volgende stap te gaan zetten, namelijk de start van de “Landelijke Aanpak bouwstof’, kortweg LAB.

Introductie door John Steenbruggen, RWS

Na de introductie van Broekhoven, volgde John Steenbruggen van Rijkswaterstaat (RWS). Steenbruggen is Innovatiemanager bij de afdeling Centrale Informatievoorziening (CIV) van RWS. Zijn interesse is met name vanuit data science kant van het LAB. Steenbruggen lichte de naam Bouwstofwijzer toe. Omdat ze nog weinig wisten en ze richting wilden geven aan de bouwstofdiscussie, ontstond de naam ‘bouwstof-wijzer’. Het LAB is wat Rijkswaterstaat betreft de logische volgende stap. Steenbruggen ziet verdere ‘dataficatie’ van de samenleving, wat onderdeel is van het oplossen van het bouwstof- en fijnstof probleem. Ook ziet hij dat Burgerparticipatie belangrijk is om meer transparantie te creëren bij de overheid. Deze elementen zullen wat hem betreft onderdeel moeten zijn van het LAB.

Zowel tijdens als na de presentaties was er een open en eerlijke discussie. Deze discussie startte met een definitiekwestie; wat is zichtbare stofhinder? In het bouwbesluit, Artikel 8.5 staat dat er geen visueel zichtbare stofhinder mag zijn buiten de bouwplaats en dat deze voorkomen dient te worden. Maar wanneer is iets zichtbaar en bij welke hoeveelheden? En hoe wordt dat dan gehandhaafd? Als een aannemer stof ziet, dan wordt er actie ondernomen, aldus een van de deelnemers. Een ander geeft aan dat de laatste jaren veel gedaan is ter voorkoming van stof met handgereedschap. Denk bijvoorbeeld aan afzuiging. Maar grote machines zoals vrachtwagens, hoe kun je dan ervoor zorgen dat er voorkomen wordt en eventueel gehandhaafd kan worden? Asfalteren is een optie die eerder toegepast is, maar is niet heel milieuvriendelijk. Eén van de deelnemers noemt gekscherend kunstgras als mogelijkheid. Het geeft wel aan dat er op verschillende manieren over nagedacht wordt en er in principe verschillende handelingsperspectieven zijn.

Spreker 1: Peter Blokker, gemeente Utrecht

Na de pauze volgde het verhaal van Peter Blokker, handhaving gemeente Utrecht. Blokker legt uit dat er met de G4 (4 grootste gemeenten in Nederland) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) structurele overleg is rondom richtlijnen voor bouwtrajecten. Zo geeft hij aan dat er steeds duurzamer gebouwd wordt en wat voor invloed dat heeft ten aanzien van richtlijnen. Een voorbeeld is het project Woods in Utrecht. Er zijn landelijke richtlijnen welke zich toespitsen op veiligheidszones om een bouwplaats heen. Bouwstof staat hier in genoemd, maar is summier en 1-op-1 overgenomen uit het bouwbesluit. Ook verschilt de uitvoering van de richtlijnen per gemeente en zelfs per wijk. Er wordt verschillend gedacht over het ervaren van geluid of stof. Daarnaast zijn er politieke bemoeienissen, zoals een wat linkser en groener beleid. Het kappen van bomen krijgt hier meer aandacht. Ook wordt het probleem rond verspreiding van piepschuimbolletjes in de omgeving bekeken. Van nature ligt de nadruk bij handhaving bij veiligheid, maar Peter ziet een verschuiving naar duurzaamheid en milieu. Deze vertaling vertaalt zich ook naar de toename van het aantal klachten van bewoners in de laatste jaren. Voorheen waren dat zo’n 100 klachten per jaar, maar nu ziet de gemeente een stijging van 600 bouw-gerelateerde klachten per jaar. Het aantal meldingen is ook door thuiswerken verder omhoog gegaan.

Spreker 2: Anke van Hal, Nyenrode Business Universiteit

Professor Anke van Hal, hoogleraar duurzaamheid en duurzaam bouwen aan Nyenrode Business Universiteit, startte de discussie met een aantal handvatten voor het streven naar fusies van belangen.  Zo legde ze de 4 principes van onderhandelen uit[2]:

  1. Scheid de mensen van het probleem.
  2. Focus op de interesse, niet op positie.
  3. Blijf bij objectieve criteria.
  4. Zoek naar een oplossing die voor alle partijen helpt.

Voor het laatste principe gaf Van Hal een stappenplan om dit te bereiken. De eerste stap is een goede voorbereiding. Doe deze voorbereiding door begrip te krijgen van alle belangen en alternatieven. De tweede stap is waarde creatie. Creëer daarbij waarde door inventing without committing. De derde stap is waarde distributie. Stakeholders zullen gedeelde waarde moeten vinden die door objectieve criteria vast gesteld kunnen worden en die met een fair share onderbouwd zijn. De laatste stap is doorpakken, waarbij nagedacht moet worden over toekomstige uitdagingen en hun oplossingen.

Van Hal werkte toe naar een aanpak voor een fusie van belangen. Daarbij maakte ze gebruik van People, Planet en Profit model. Stap 1 gaat over het analyseren van de belangen van de mensen hier & nu. Stap 2 gaat over het behartigen van die belangen op een manier die ook rekening houdt met de belangen van de mensen daar & later. Stap 3 betreft het vinden van een aantrekkelijke manier om dit gefinancierd te krijgen.

Ronde tafel discussie, plenair

Ambitie om te onderzoeken hoe een (landelijke) afsprakenstelsel eruit zou moeten zien. Welke belangen en welke partijen zitten aan tafel. Zijn alle partijen voldoende vertegenwoordigd? Dat is de belangrijkste opgave om scherp te krijgen. Alhoewel ecosystemen gaan over gelijkwaardigheid, wederkerigheid en transparantie is er altijd een partij die domineert; de zorgzame orchestrator.

Discussie: Hoeveel impact heeft een bouwtraject en fijnstof op het grotere plaatje?

Er is commercieel belang en een belang op duurzaamheid en een gezondheids-belang. Het financiële: Dit is een eigenbelang van de uitvoerder en belangrijk voor concurrentiepositie tussen aanbieders welke gerespecteerd dient te worden. Daarnaast zien we het opdrachtgeversbelang: Er is een maximaal bedrag/budget waarvoor een woning gebouwd mag worden en ook omgevingsveiligheid is een belangrijk thema. Een voorbeeld; I.v.m. tijdelijke ernstige geluidsoverlast kan de bewoners een hotel aangeboden worden, i.p.v. dat de werkzaamheden met ondraagbare herrie gewoon doorgezet worden en gezondheidsproblemen op leveren.
Omgevingscommunicatie heeft een enorme sprong genomen, waarbij transparant zijn en mensen mee laten denken voor positieve effecten zorgt. Ook is het belangrijk stofoverlast in perspectief te zetten. Wat helpt is dit aan voorbeelden te relateren: “het roken van sigaretten en bepaalde hobby’s, waarbij stofvorming voorkomt”.  Vaak is het lastig om het aan stof op de bouwplaats te relateren.
Ook is opgemerkt dat we moeten onderzoeken welke maatregelen genomen worden en of deze wel werken. Belangrijk is de focus niet alleen op advies te leggen, maar ook te kijken naar het resultaat.
De architect kan nadenken over het ontwerp en zich meer verdiepen in de omgevingsveiligheid, net zoals dit reeds wordt gedaan m.b.t. archeologie, geluid en trillingen. Vanaf eind 2022 / begin 2023 treedt de nieuwe Omgevingswet in werking. Op dat moment maakt ook het Bouwbesluit plaats voor haar opvolger: het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL). Veel van de regels en voorschriften uit het Bouwbesluit worden rechtstreeks in het BBL overgenomen. Op dit moment spreekt het Bouwbesluit over “voorkomen”, terwijl de concept tekst in het BBL spreekt over “beperken”. Hiermee blijft het een inspanningsverplichting met onduidelijke eisen/normen/kaderzetting. Feitelijk wordt het daadwerkelijke beleid met het BBL nog onduidelijker en wordt feitelijk aan de markt overgelaten hoe hier mee op te gaan en hoe hier invulling aan te geven, zonder dat duidelijk is wanneer handhaving plaats moet vinden.

[1] Het vier- en vijfvoudige innovatie-helix-raamwerk beschrijft interacties tussen universiteit-industrie-overheid-publieke-omgeving binnen een kenniseconomie. Bron: Wikipedia (Engels)

[2] Getting to Yes, zie slides presenatie (APA)

Fotografie: Thijs Rooimans

Programma “Landelijke Aanpak Bouwstof”

In een samenwerking tussen Rijkswaterstaat, gemeente Utrecht, gemeente Dordrecht en Connected Worlds is in 2021 het project “Bouwstofwijzer” uitgevoerd. Het project omvatte twee pilots, waarin luchtkwaliteit (o.a. fijnstof) is gemeten buiten de bouwplaats ten tijde van een sloop/bouw werkzaamheden uitgevoerd in Utrecht en Dordrecht. Voor meer info zie www.bouwstofwijzer.nl. Op basis van de uitgevoerde luchtkwaliteitsmetingen en conclusies hieruit in de pilots is gebleken dat het vrijwel niet mogelijk is om bouwstof buiten de bouwplaats te voorkomen.

Lees meer...

In het door het kabinet in 2021 gepresenteerde Klimaatakkoord wordt verwezen naar het Bouwbesluit. Hierin staat beschreven dat tijdens het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden maatregelen getroffen moeten worden om visueel waarneembare stofverspreiding buiten het bouw- of sloopterrein te voorkomen. Bouwstof bestaat letterlijk uit fijn stof. Levenslange blootstelling aan bepaalde vormen van fijnstof kan leiden tot blijvende gezondheidseffecten, zoals verminderde longfunctie, verergering van luchtwegklachten en een vroegtijdige sterfte aan met name luchtwegklachten en hart- en vaatziekten.

In de wetenschap dat de Nederlandse overheid als doel heeft om 1 miljoen woningen bij te bouwen tot het jaar 2030, zullen er in de praktijk dus goede afspraken gemaakt moeten worden. Alhoewel fijnstof en de gevolgen daarvan de laatste jaren versterkt in de belangstelling staan, willen zowel bedrijven, burgers als overheid niet dat sloop- en bouwprojecten de komende jaren dreigen te worden stilgelegd door overlast bij burgers en/of ingrijpen door handhaving.

Op basis hiervan is in overleg met Rijkswaterstaat besloten om een vervolg te geven aan het Bouwstofwijzer project in de vorm van programma, waarin publieke en private marktpartijen gaan onderzoeken hoe tot landelijke afspraken gekomen kan worden. De verschillende partijen betrokken bij een sloop- en/of bouwproject hebben soms verschillende belangen. Het is daarom belangrijk om afstemming zorgvuldig vorm te geven en tot een goede samenwerkingsvorm te komen, gebaseerd op vertrouwen en transparantie.

Het Digital Ecosystems Institute (DEI) is i.s.m. Nyenrode business Universiteit door Rijkswaterstaat gevraagd het programma “Landelijke Aanpak Bouwstof” uit te voeren, waarbij de verschillende publieke en private partijen worden samengebracht, om zo op basis van een business ecosysteem samenwerkingsvorm te gaan onderzoeken wat er juridisch, organisatorisch en procedureel nodig is om het toenemende risico van vertragingen of stilleggen van bouwprojecten in Nederland te voorkomen. Als voorbereidende activiteit worden op dit moment relevante publieke en private partijen benaderd en gevraagd om deel te nemen in circa 4 tot 6 bijeenkomsten en zo mee te denken.

Vanuit het DEI zal thema manager Bart Broekhoven het programma leiden.

Werk jij bij een publieke dan wel private marktpartij die betrokken is bij sloop- en/of bouwprojecten en wil je invloed hebben op hoe we in Nederland tot goede afspraken kunnen komen?

Meld je dan aan via email op bartbroekhoven@digitalecosystems.institute

Fotografie door Thijs Rooimans.

 

Bart Broekhoven – Thema manager Smart Cities

Werkgroep Integrale Gebiedsontwikkeling

Een relatief nieuwe benadering van de gebiedsontwikkeling is een integrale aanpak gericht op een oplossing voor meerdere maatschappelijke opgaven. Opdrachtgevers staan voor nieuwe opgaven voor  mobiliteit, in combinatie met het ontwikkelen van duurzame energie, de energietransitie, oplossingen voor klimaatverandering, hogere kwaliteit van leven of het bouwen van woningen samen met het verbouwen van voedsel en winning van energie. Maatschappelijke vraagstukken die een integraal aangepakt van de fysieke ruimte vergen. Door de toegenomen complexiteit worden er andere manieren gezocht als aanpak. Data is daarbij een nieuwe en veelbelovende bouwsteen. Door de enorme hoeveelheid informatie voor zowel de planfase als de ontwikkeling en daarna het beheer van het gebied onderzoeken we wat er nodig is voor het digitale business ecosysteem. De meeste organisaties zijn gewend om data te ontvangen en te verwerken. De noodzaak om de data ook weer aan te bieden in het ecosysteem wordt met het stijgen van de complexiteit steeds groter. Systemen zijn daar echter niet op ingericht en nieuwe vraagstukken ontstaan over de kwaliteit van de data, met de daarbij behorende verantwoordelijkheid, en het eigendom van de data, met daarbij de waarde van de data.

In de projectgroep Integrale Gebiedsontwikkeling gaan we de theorie van ecosystemen toetsen op een praktische aanpak voor het Innovatie District in de gemeente ’s-Hertogenbosch.

“Management van stedelijke ontwikkeling vraagt om afstemming en samenwerking tussen disciplines, bestuurslagen en ruimtelijke schaalniveaus.”

Ellen van Bueren, hoogleraar Urban Development Management, TU Delft Integrale gebiedsontwikkeling.

Geïnteresseerd in verhalen van deelnemers?

Werkgroep Lokaal Cyberweerbaar Ecosysteem

Het delen van zeer gevoelige informatie vraagt om een duidelijk afspraken stelsel en selectie van organisaties die deelnemen aan het ecosysteem. Door in de ‘koude periode’, wanneer er nog geen crisis is, het ecosysteem te bouwen kan er bij een uitval van digitale systemen snel geschakeld worden. De reden dat we een lokaal ecosysteem opzetten ligt in de maatschappelijke, economische en politieke afhankelijkheden die er in een stedelijke omgeving zijn. Deze integrale en gebiedsafhankelijke aanpak is uniek waardoor er nog veel onderzocht moet worden zoals op welke criteria bepaald wordt welke organisatie lokaal vitaal is, welk afsprakenstelsel werkt en hoe organisaties die lokaal niet-vitaal zijn toch weerbaarder gemaakt kunnen worden. Met die drie onderwerpen gaat de werkgroep aan de gang.

Tevens is er een praktijkomgeving die de gevonden oplossingen zal toetsen en zal dienen als vraagbaak. Deze praktijkomgeving wordt als een living lab opgezet en is in Breda gelokaliseerd.

In de video wordt het lokaal cyberweerbaar ecosysteem kort toegelicht en geven de gemeente Breda, Politie Zeeland – West-Brabant en VNO-NCW aan waarom zij het ecosysteem noodzakelijk achten.

Meer informatie opvragen voor deze werkgroep kan door een mail naar Bart Broekhoven.